Rouw – een doodeng woord voor velen
Rouw is een woord dat bij veel mensen ongemak oproept. Het roept direct associaties op met dood en verlies, onderwerpen die in onze samenleving vaak worden vermeden. Dit ongemak is niet ongewoon; de meeste mensen praten liever niet over dood of verlies. Het lijkt een taboe te zijn, alsof het bespreken van rouw de pijn en de zwaarte ervan alleen maar versterkt. Toch is rouw een veelomvattend en noodzakelijk onderdeel van het leven dat verder gaat dan alleen het verlies van een dierbare.
Lees verder waarom rouw zo’n beladen begrip is, hoe het verder reikt dan de dood, en waarom het bespreekbaar maken van rouw essentieel is voor emotioneel welzijn.
De associatie met dood
Wanneer mensen het woord 'rouw' horen, denken ze vaak meteen aan de dood. Dat is begrijpelijk, want rouw wordt in onze cultuur sterk verbonden met het verlies van een geliefde persoon. Wanneer iemand overlijdt, volgt er een periode van rouw waarin we ons verdriet uiten en proberen een plek te geven aan het gemis. Deze associatie maakt rouw een beladen onderwerp, omdat de dood zelf vaak als een ongemakkelijk en zelfs angstaanjagend onderwerp wordt ervaren. Dood roept vragen op over het einde van het bestaan, en onze eigen sterfelijkheid, vragen waar velen liever niet te lang bij stil willen staan.
Het taboe op rouw ontstaat dus deels door onze angst voor de dood. We leven in een cultuur waarin de nadruk ligt op het vieren van het leven, op succes en vooruitgang. Dood en verlies passen niet binnen dat optimistische beeld. We voelen ons vaak ongemakkelijk bij de pijn van anderen, weten niet hoe we moeten reageren op iemand die rouwt en kiezen er dan vaak voor om het onderwerp te vermijden. Dit versterkt het isolement dat rouwenden kunnen ervaren, omdat hun verdriet nauwelijks ruimte krijgt om erkend te worden.
Rouw gaat verder dan de dood
Toch is het belangrijk te beseffen dat rouw niet alleen met de dood te maken heeft. Rouw kan zich voordoen bij elk verlies in het leven. Denk bijvoorbeeld aan het verlies van een baan, het beëindigen van een relatie, het verliezen van een droom of het verlies van gezondheid. Deze vormen van rouw kunnen net zo intens zijn als het verdriet om de dood van een dierbare, maar worden vaak minder erkend. De maatschappij verwacht vaak dat je bij dit soort verliezen snel weer verder gaat met het leven, terwijl ook deze gebeurtenissen diepe emoties kunnen oproepen.
Bijvoorbeeld, iemand die zijn baan verliest kan niet alleen financieel onzekerheid ervaren, maar ook een gevoel van waardeloosheid en identiteitsverlies. Net als bij de dood kan het verlies van werk een fase van rouw in gang zetten, waarin de persoon zich moet aanpassen aan een nieuwe werkelijkheid. Dit proces kan veel tijd en energie vergen, maar wordt in veel gevallen onderschat of genegeerd. Het bespreekbaar maken van deze vormen van rouw is minstens zo belangrijk als het erkennen van rouw bij een overlijden.
Waarom we over rouw moeten praten
Om te voorkomen dat rouw een rouwstoornis wordt is het belangrijk om hier echt mee aan de slag te gaan. Rouw is een complex en veelzijdig proces dat een natuurlijke reactie is op verlies, in welke vorm dan ook. Hoewel het een pijnlijk en moeilijk proces kan zijn, is het ook een noodzakelijk onderdeel van heling. Door rouw te onderdrukken of te vermijden, ontkennen we de realiteit van ons verdriet en lopen we het risico om vast te blijven zitten in onze emoties. Het bespreekbaar maken van rouw kan juist helend werken. Het biedt de ruimte om gevoelens te uiten, om erkenning te krijgen voor het verlies, en om ondersteuning te vinden bij anderen.
Het is pas sinds 2022 dat een langdurige rouwstoornis een officieel erkend psychische aandoening is. Voor nabestaanden die het, ook na langere tijd, niet lukt om het leven weer op te pakken, kan dit een opluchting zijn. ‘Zie je wel, er is dus toch iets aan de hand.’ Ook voor onderzoekers en therapeuten is de erkenning goed nieuws, aldus Lonneke Lenferink, postdoctoraal onderzoeker op het gebied van complexe rouw.
In veel culturen zijn er rituelen en tradities die helpen bij het verwerken van rouw. Deze rituelen, zoals begrafenissen of herdenkingsdiensten, geven vorm aan het rouwproces en bieden een moment van gedeelde reflectie en troost. In onze moderne samenleving lijkt er echter steeds minder ruimte voor dit soort collectieve rouw. Er wordt vaak verwacht dat we snel weer doorgaan met het dagelijkse leven, dat we ons verdriet privé verwerken, en dat we vooral sterk blijven. Dit legt een grote druk op rouwenden en maakt het moeilijker om openlijk te rouwen.
Het doorbreken van het taboe
Om dit taboe te doorbreken, is het essentieel dat we leren om open en eerlijk over rouw te praten. Dit betekent dat we niet alleen rouw om de dood bespreekbaar maken, maar ook de verschillende andere vormen van verlies die we gedurende ons leven kunnen ervaren. Door ruimte te geven aan rouw, erkennen we dat verdriet een wezenlijk onderdeel is van het mens-zijn. We hoeven niet bang te zijn voor rouw, noch voor de dood of het verlies dat het met zich meebrengt. Door te praten over rouw, kunnen we elkaar ondersteunen en troost bieden in tijden van verdriet.
Een belangrijk aspect hiervan is empathie: het vermogen om ons in te leven in de pijn van anderen. Dit vraagt soms om stil zijn en gewoon aanwezig zijn voor iemand die rouwt. We hoeven niet altijd de juiste woorden te vinden, maar door te luisteren en het verdriet te erkennen, geven we de ander de ruimte om te rouwen op een manier die voor hen zinvol is. Het is door deze empathische verbinding dat we kunnen helpen het taboe op rouw te doorbreken.
Conclusie
Rouw is voor velen een eng woord omdat het direct verbonden is met de dood en met verlies. Maar rouw is een onvermijdelijk deel van het leven en gaat verder dan alleen het verlies van een dierbare. Het omvat alle soorten verlies die diepe emotionele gevolgen hebben. Door over rouw te praten en het bespreekbaar te maken, creëren we een ruimte waarin verdriet erkend mag worden en waar heling kan plaatsvinden. Het is door die dialoog dat we rouw minder beangstigend en meer menselijk maken.
Auteur: Monique van Melle