Vandaag, 10 november, is het De dag van de mantelzorgers, een moment waarop we stilstaan bij de onzichtbare last die velen van ons dragen.
Als ik terugkijk, realiseer ik me dat mantelzorger zijn voor mij geen keuze was; het was verweven met mijn leven. Zo lang ik me kan herinneren, zorgde ik voor mijn moeder, die haar hele leven worstelde met psychische problemen, en later voor mijn vader, toen hij ernstig ziek werd. Het was een rol die ik vanzelfsprekend op me nam, zonder erbij stil te staan dat dit eigenlijk “mantelzorg” was. Dit was gewoon het leven, onze realiteit.
Mijn moeder was vaak ziek en kon niet veel. Dat betekende dat mijn vader naast zijn werk ook zorgde voor ons gezin en probeerde zowel vader als moeder te zijn voor mij en mijn zus. Maar als het niet anders kon, werd er op ons een beroep gedaan. "Het is je moeder," dacht ik altijd, alsof ik mezelf herinnerde aan een plicht die ik nauwelijks in woorden kon vatten.
Toen ik elf jaar was, begon ik écht te begrijpen wat er met mijn moeder gaande was. Vanaf dat moment voelde ik een verantwoordelijkheid om haar te beschermen, om naast haar te zitten als ze ziek was, en haar in veiligheid te brengen wanneer dat nodig was. Als haar situatie echt escaleerde, waren het vaak mijn zus en ik die zorgden dat ze werd opgenomen.
In die tijd voelde zorgen voor mijn ouders als vanzelfsprekend. Mama stond altijd voorop, alles moest wijken om haar welzijn voorop te stellen. Bijna elke dag ging ik met angst naar huis vanuit school: zou mama vandaag oké zijn? En zo niet, hoe erg zou het zijn? Die onzekerheid vrat aan me, maar ik kende geen andere werkelijkheid. Mantelzorg, zo leerde ik, was niet iets wat je zomaar kon afzetten. Het kwam met een diepe, dagelijkse zorg en vaak een stilte in de omgang met anderen die onze thuissituatie niet kenden.
Toen jaren later mijn vader ernstig ziek werd, zag ik hoe mijn moeder, met alles wat ze in zich had, voor hem zorgde. Het was alsof we gevangen zaten in een cyclus van zorg en nood. Zodra de ene ouder iets hersteld was, stortte de ander weer in. En mijn zus en ik stonden aan hun zijde, klaar om te helpen, zelfs als het voelde als een uitputtingsslag die nooit over leek te gaan. De omgeving was tot op zekere hoogte begripvol, maar begrip vanuit het werk was schaars. Wat we meemaakten, vonden ze zonder twijfel erg, maar het werk moest doorgaan. Begrip was er vaak mondjesmaat, maar zodra de werkdruk toenam, moest ik de mantelzorger achter me laten en doorgaan.
Inmiddels zijn mijn ouders er niet meer. Gek genoeg had ik toen voor het eerst "tijd over" – een leegte die ik lange tijd niet had gekend. Voor het eerst vroeg ik mezelf af wie ik was zonder die zorgtaak. Mantelzorg had zo’n groot deel van mijn leven beheerst dat het wegvallen daarvan een vreemde, nieuwe ruimte achterliet.
Terugkijkend besef ik dat ik me nooit als mantelzorger heb gezien. Het was zwaar; mijn gezin, werk, en eigen leven leden eronder. Maar mantelzorger zijn zat altijd zo diep verweven in mijn bestaan dat ik er geen woorden voor had.
Vandaag, op De Dag van de Mantelzorgers, wil ik een moment nemen om stil te staan bij iedereen die in stilte zorgt. Voor wie het vanzelfsprekend voelt, voor wie die verantwoordelijkheid nooit stopt en ook geen erkenning nodig lijkt. Misschien herkennen we het niet altijd als mantelzorg. Misschien zien we onszelf niet in die rol. Maar ik hoop dat we vandaag, voor even, kunnen zien dat deze zorg ook om onszelf vraagt en dat we deze last niet alleen hoeven te dragen.
Zorgen voor je geliefden, zoals ik dat deed voor mijn ouders, is niet meer dan menselijk. Maar vandaag sta ik erbij stil dat deze onzichtbare last ook gezien mag worden – en dat ik hem heb gedragen, met trots, liefde en een veerkracht die ik pas later zou gaan begrijpen.
Auteur: Monique van Melle